Vinden wat je niet zoekt, dat heet serendipiteit. Ook als je niet vindt wat je zoekt.
Zo vond onderzoeker Alexander Fleming een hinderlijke schimmel die zijn bacteriekweekjes telkens weer doodden: penicilline. En het theezakje, dat eerst als alternatieve verpakking voor thee werd gebruikt, omdat metaal te duur werd, en door onwetendheid meeging bij het theezetten. Of de lijm van onze Post-its, die aanvankelijk werd afgekeurd omdat ie niet goed hechtte…
Wat betekent dat voor ons, als vrienden van Google?
Want, er wordt heel wat afgezocht. Honderden miljarden zoekopdrachten per maand! Je zou dus verwachten dat het aantal nuttige, ongezochte vondsten daarmee toeneemt. Uitvindingen, oplossingen en antwoorden die bij de vraagstelling niet gezocht werden. Er is jammer genoeg (nog) niemand die dat bijhoudt.
Of gaat het om de mentale instelling waarmee je zoekt? Serendipiteit vraagt namelijk om een extra antenne. Die moet je activeren als je intensief op zoek bent. Die antenne is aangesloten op de verzameling vragen en problemen die nog hebt openstaan. (Google, kunnen jullie dat niet ondersteunen met een slimme widget?)
En die mentale instelling kan nog wel eens als 'fuzzy' worden opgevat: ongeconcentreerd, snel afgeleid en niet-productief. Daar zit wat in. Je hebt immers focus nodig als je bijvoorbeeld in Google duikt, of in een verzameling bibliografische verwijzingen. Anders vind je nooit wat je zoekt, omdat je te veel wordt afgeleid…
Serendipiteit is dus een kwestie van evenwicht: tussen focus en wazig kijken. Maar het belangrijkste: creatieve intelligentie. Kunnen en willen combineren met nieuwe invalshoeken, zonder de lijn uit het oog te verliezen, het serendipische oog.
Zie ook Hoog in Google met links via social media